Motortest – Triumph Scrambler 1200 XC en 1200 XE
Wil de echte Scrambler nu opstaan!
Een duotest van twee nagenoeg gelijkwaardige tweewielers. Twee Triumph Scramblers met hetzelfde motorblok en dezelfde framematen. De een (XE) wat hoger dan de ander (XC). Is er dan nog merkbaar verschil? Ja, echt wel. De een is meer Scrambler dan de ander…
Paddenstoelen
In een paar jaar tijd zijn Scrambler-modellen als paddenstoelen uit de grond geschoten in motorland. Triumph was een van de eerste die dit genre weer oppakte. Logisch want het merk heeft enige historie. Al in de jaren zestig bouwden eigenaren hun Triumph Bonneville om tot een Scrambler. Uitlaatpijpen gingen omhoog, er kwamen noppenbanden op en een breed crossstuur. Van een straatmotor werd kortom een crossmotor gemaakt: een asfaltkoning getransformeerd tot zandridder.
Triumph pakt de Scrambler-draad weer op
Het nieuwe Triumph, dat dankzij investeerder John Bloor vanaf een doorstart in 1994 een steeds sterkere positie heeft veroverd in de motormarkt, pakte de Scrambler-draad dik tien jaar geleden weer op. Aan de zogenoemde Modern Classic-lijn met de Bonneville als roerganger werd een Scrambler-variant toegevoegd. Zelfde blok en frame, maar met andere voorvork en achterwielophanging, andere tank en buddy en hoger geplaatste uitlaten aan een kant. En niet te vergeten: een hoger en breder stuur, plus wat designdetails als ode aan de oer-Scrambler.
Welke is het beste voor de weg en welke voor het terrein?
Aanvankelijk kon je de Triumph Scrambler alleen kopen met het paralleltwin tweecilinder blok van krap 900 cc. Het arsenaal is uitgebreid. De Scrambler is er nu ook met het aanzienlijk krachtigere blok van de Bonneville 1200 en je kunt kiezen uit een XC (840 mm. zithoogte) en een XE (870 mm. zithoogte). Volgens Triumph is de eerste meer gericht op de verharde weg en de tweede zou zich wat makkelijker voelen in het terrein. Wel nu, dat gaan we ontdekken!
In praktijk zijn verschillen groter dan op papier
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: de XE voelt verrassend stabiel aan, en niet alleen op gravel of in zand, maar ook op de weg en zelfs de snelweg! De stabiliteit rechtuit bij hogere snelheden is opmerkelijk goed. Dat zou je niet verwachten gezien de zithoogte (meer wind vangen) en de langere veerwegen. 250 millimeter zijn die bij de Scrambler XE tegen 200 millimeter bij de XC. De stabiliteit schrijven we toe aan de dikkere voorvorkbenen van de Showa-voorvork. Die hebben bij de XE een diameter van 47 millimeter en bij de XC is deze 45 millimeter. Achter hebben beide modellen trouwens hoogwaardige Öhlins-dempers. Bij de XE met een extra winding van de veer. De XC is daarentegen wat wendbaarder bij lagere snelheden en dat laat zich snel waarderen in de stad en bij het laveren door de file.
Triumph Scrambler 1200 XC & 1200 XE, de verschillen op een rij – MotorRAI TV
De parelleltwin van 1.200 cc levert maximaal 90 pk en 110 Nm aan koppel en dat laatste doet hij bij 3.950 toeren. Fraai zijn de hoge uitlaten en zo klinken ze ook. Geef je gas dan gaat een soort dubbelloops jachtgeweer af. Want man, het zijn best forse knallen die eruit komen. Gewoon rijdend met constante snelheid hoor je ze lekker roffelen. Het blok reageert uiterst fris op het gas, trekt ook flink tot zo’n 5000 toeren. Daarna is de koek een beetje op. Een karakter dat overigens prima is als je het terrein ingaat. Dan wil je bite bij lage toeren.
Beenwarmer aan de rechterzijde…
De direct in het oog springende verschillen zijn beperkt tot de brandstoftank, handkappen voor de XE en andere rem- en koppelingshendels. Je kunt bagage meenemen. Triumph levert daarvoor en rek en er is een echt leuke zijtas van waterdicht materiaal. Hij past echt bij deze machine. Die tas is er alleen voor de linkerkant, want aan de andere kant zitten de hooggeplaatste dubbelloops uitlaten. Aan de voorzijde houden diverse schilden de hitte min of meer weg van je onderbeen. De warmte voel je nog wel en dan vooral als je even wat langer stilstaat. Maar het wordt nooit echt heet….
Joystick voor bediening
De Brembo remmen vertragen overigens fors. ABS is uitschakelbaar met het oog op rijden op het onverharde. Verder kun je kiezen uit rijmodi Rain/Road/Sport/Off-road/Rider. Het kleine schermpje biedt trouwens heel wat informatie. Je scrolt door de mogelijkheden met een joystick op de linker stuurhelft. Werkt superhandig.
Ruimte om te verzitten
Verder zijn beide versies van de Triumph Scrambler pareltjes om te zien. Ook al is dat een persoonlijke smaak. Hoe langer je kijkt hoe meer details je ontdekt, zoals de led-signatuur in het achterlicht en de buddyseats met veel ruimte om te verzitten. Zo kun je een positie innemen die past bij gebruik en snelheid. Op de snelweg schuif je het achterwerk wat naar achteren waardoor je wat meer voorover komt te zitten om rijwind te trotseren. Schuif je naar voren dan zit je rechtop voor controle bij lagere snelheden. Het zadel is aan de voorzijde zeer smal, zodat je prima kunt staan bij off-roadgebruik.
Prijzen en conclusie
Opvallend is de goede afwerking en de bij elkaar passende kleurstellingen. Triumph maakt gebruik van goede materialen. Dat mag ook wel, want je betaalt ervoor. De XC kost 16.700 euro en voor de XE wordt 17.900 euro gevraagd. Heb je dan wat? Ja! een goed gebouwde en degelijk aanvoelende motorfiets met moderne technologie en elektronische assistentiesystemen, waaronder cruise control.
“Hoewel de XE het qua looks wint van de XC, zou ik toch voor de basisversie gaan. Die voelt toch wat wendbaarder aan en laat zich makkelijker rijden op de weg. Wie met regelmaat het terrein opzoekt is beter af met de XE met zijn langere veerwegen en grotere bodemvrijheid. Qua rijden vind ik de XC leuker, speelser en wendbaarder. Goedkoop zijn deze fietsen niet, maar de basisuitrusting mag er zijn. Vooral het infotainmentsysteem is perfect uitgevoerd met mooie graphics, eenvoudige bediening en duidelijke afleesbaarheid. En van kleine details als tandwielen die ronddraaien op het display als je op- of terugschakelt word ik gewoon erg vrolijk. Je merkt aan alles dat Triumph veel moeite heeft gestoken in de kleine details. De maakt dat je naar deze fietsen kunt blijven kijken. Ook het design van het achterlicht is fraai uitgevoerd. Knap werk van Triumph. Heel fijn is de zitpositie, want die bepaal je helemaal zelf door het vlakke zadel. Je kan rechtop zitten of meer naar achteren als je op de snelweg rijdt, dat is erg prettig. De cruise control is eenvoudig te bedienen. Gewoon even de knop indrukken wanneer je de gewenste snelheid rijdt. Annuleren is eenvoudig door de gashendel even terug te draaien. De krachtbron heeft een lekkere brul, de optionele Arrow-uitlaat met carbon uitlaatmonden is leuk maar dus niet noodzakelijk. Erg te spreken ben ik over het motorkoppel dat al bij zeer lage toerentallen voorhanden is. Doortrekken tot 7.000 toeren per minuut is leuk voor het gehoor, maar voor de maximale versnelling schakel je al tussen 5.000 en 6.000 toeren per minuut op. Dat schakelen gaat overigens heel soepel, want de zesbak schakelt smeuïg op en terug, ook met revmatching. Het zijn gewoon stoere entertainers. Je kijkt ernaar om als je de fiets geparkeerd hebt en lacht hem tegemoet als je weer mag gaan rijden. En kippenvel krijg je meteen na het starten van de tweepitter. Je moet er wel echt fan van zijn, want goedkoop zijn deze Triumph-fietsen niet, maar de moeite waard zeer zeker.”